In 2009 begint in Londen een klein experiment met 13 daklozen. De groep zwerft al tientallen jaren rond in The Square Mile, het financiële hart van de stad. Hun verblijf heeft een flink prijskaartje: kosten van politie, justitie en zorg worden op minstens 400.000 pond per jaar geschat. Broadway, een lokale hulporganisatie besluit dat het zo niet langer kan en gooit het roer drastisch om. In één klap krijgen de zwervers zonder voorwaarde 3.000 pond per persoon, op kosten van de belastingbetaler. Het enige wat de zwervers hiervoor hoeven te doen is de vraag beantwoorden: wat denk je zelf dat goed voor je is?
Het experiment bleek een succes. De wensen van de zwervers waren uiterst bescheiden: een paspoort, een gehoorapparaat of een telefoon – ieder had zo zijn eigen ideeën over wat het beste voor hem was. Anderhalf jaar na de schenking hadden negen van de dertien een dak boven het hoofd. Het jaar daarna had een meerderheid van de groep al een baan gevonden. Allen gaven aan belangrijke stappen te hebben gezet. De kosten hiervoor waren 50.000 pond per jaar, inclusief het loon van de hulpverleners. Er waren dus niet alleen 13 mensen geholpen, er was ook keihard bezuinigd.
Dit voorbeeld illustreert een misvatting van veel mensen: armen kunnen niet goed met geld omgaan. In plaats van aan fruit en onderwijs, zullen ze hun geld wel aan sigaretten en bier besteden. Daarom is een reusachtig en duur netwerk opgetuigd met een leger aan controleurs, stapels formulieren en registratiesystemen, waarbij meedoen aan re-integratieprojecten en solliciteren verplicht is. Dit alles komt voort uit de onderliggende gedachte: gratis geld maakt mensen lui. Talloze studies bewijzen echter het tegendeel. In het boek Just Give Money to the Poor (2010) geven onderzoekers van de OESO vele voorbeelden: in Brazilië vloog de criminaliteit (36 procent) en het aantal tienerzwangerschappen (30 procent) omlaag. In Malawi steeg het schoolbezoek van meisjes en vrouwen met 40 procent. Zo gaat het lijstje door: er zijn verbanden aangetoond met afnemende ongelijkheid, minder kindersterfte, minder ondervoeding, hogere economische groei en toenemende emancipatie.
Een utopie?
Al deze voorbeelden zijn toepassingen van hetzelfde concept: het basisinkomen. Aanleidingen voor de toenemende belangstelling hiervoor zijn grote experimenten in Finland en Kenia, en een referendum over het basisinkomen in Zwitserland (waar overigens een grote meerderheid tegen het basisinkomen stemde). Het basisinkomen is een individuele maandelijkse toelage. Deze toelage is onvoorwaardelijk: je hoeft er niks voor te doen. Het zou genoeg moeten zijn om van te (over)leven en je mag helemaal zelf weten wat je ermee doet. Het idee is in het verleden geopperd door linkse én rechtse denkers, van dominee Martin Luther King tot econoom Milton Friedman. Rechtse denkers worden aangetrokken door het feit dat de hoogte van het maandelijkse bedrag – in tegenstelling tot hoe het huidige sociale stelsel in Nederland werkt – niet door de staat betutteld kan worden. Het linker spectrum is enthousiast omdat het een directe manier is om armoede uit te roeien. Al in 1516 droomde filosoof Thomas More in zijn beroemde Utopia van het concept van gratis geld. Nu lijkt de tijd gekomen dat deze utopie langzaamaan werkelijkheid kan worden.
Twee belangrijke bezwaren
Het eerste grote bezwaar tegen het basisinkomen is moreel van aard. Van oorsprong is er de gedachte dat je moet werken voor je geld. Het idee van ‘gratis geld’ wordt daarom als onrechtvaardig beschouwd en mensen zouden er juist minder door gaan werken. Voorstanders van het basisinkomen geven aan dat het juist de bedoeling is dat mensen iets minder gaan werken. Mensen die voorheen elke dag moesten werken om rond te komen, zouden het door het basisinkomen iets rustiger aan kunnen doen. De vrijgekomen arbeidsuren zouden dan de baankansen voor werklozen vergroten. Deze groep, die momenteel nog vaak verkeert in de bijstand, zou flink gestimuleerd worden om een baan te zoeken. Ze kunnen er namelijk alleen maar op vooruit gaan; het basisinkomen is onvoorwaardelijk.
Het tweede serieuze tegenargument van het basisinkomen is heel simpel: het kost veel te veel geld. Laten we dit eens uitrekenen. Als we het basisinkomen gelijk stellen aan de door de CBS bepaalde armoedegrens in Nederland, 960 euro, dan kost het basisinkomen bruto 17 miljard per maand, een astronomisch hoog bedrag. Netto zou dat echter al een stuk minder zijn, wegens de belasting die rijkere delen van de bevolking hierover betalen. Daarbovenop komt het verval van alle vrijstellingen, heffingskortingen en aftrekposten, wat in 2010 bij elkaar zo’n 5 miljard euro per maand kostte. De overige financiering zou uit hogere belasting op vermogen, vervuiling en consumptie kunnen komen. Uiteraard is dit allemaal nog nattevingerwerk; het precieze plaatje zou pas duidelijk worden bij grotere experimenten met het basisinkomen.
Een toekomst vol mogelijkheden
Rutger Bregman, pionier van het basisinkomen in Nederland, schreef het volgende: ‘Ten diepste gaat het basisinkomen over vrijheid. Vrijheid om zelf te kiezen wat je van je leven wilt maken. In Nederland hebben we natuurlijk al de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging – en dat zijn mijlpalen van beschaving. Maar het basisinkomen geeft je ook de vrijheid om ‘nee’ te zeggen. Tegen een baan die je zat bent. Tegen een stad waar je niet meer wil wonen. Of tegen een partner van wie je niet langer afhankelijk wilt zijn.’ Dit gebrek aan vrijheid is geen klacht van een selecte groep. Veel mensen zitten tegenwoordig vast in wat de Amerikaanse antropoloog David Graeber heeft omgedoopt tot ‘bullshit jobs’: banen die degenen die ze hebben zélf overbodig, of zelfs schadelijk vinden. Een recente peiling wees uit dat maar liefst 37 procent van de Engelsen zijn werk betekenisloos vindt. Stel je voor, zegt de voorstander van het basisinkomen, welke welvaart en innovatie we missen doordat talloze mensen gedwongen zijn om werk te doen dat ze eigenlijk nutteloos vinden.
Ter Hoogstwaarschijnlijk zou het onmiddellijke invoeren van een nationaal of zelfs internationaal basisinkomen leiden tot een mislukking. Zoals eerder beschreven in dit artikel is er veel bewijsmateriaal dat laat zien dat het zou kunnen werken, maar de beste experimenten (in staten in de VS en Canada) stammen alweer uit de jaren zeventig. Sinds die tijd is er op politiek en technologisch gebied veel veranderd. Daarom is het, net als bij elke utopie, belangrijk om klein te beginnen, zoals bij de daklozen in Londen. Zij kregen uit het niets een kans om een beter leven op te bouwen. Op dezelfde manier zou het financiële draagvlak dat het basisinkomen biedt ieder mens de vrijheid geven om een baan te vinden die ze nuttig en belangrijk achten. Alleen dat al maakt het radicaal omgooien van de verzorgingsstaat met behulp van het basisinkomen een belangrijk concept om te overwegen.
Dit artikel is geschreven door Sjors Keet